Wat is de betekenis van hiep?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

hiep

1) (1906) (ook: hip) (Barg.) (vaak meerv.) klomp; schoen. Syn.: trederik*. De 'hiepensmid' of 'hiepemaker' is de schoenmaker. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Vader seit... mit de nattigheid komme se aggele, de dauwwurm... komme se gekloft op d'r jofene hiepe. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3: Manus...

2024-04-28
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

hiep

schoen, klomp In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Köster Henke geeft onder meer als voorbeeldzin: ‘Hij draagt altijd een paar gedofte hiepen’ (‘... gepoetste schoenen’). Ook aangetroffen als iepen. Een ‘schoenmaker’ werd een hiepenmaker genoemd. • Maar de snoeverkamer...

2024-04-28
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

hiep

(zn) kapmes BM, LC, HP.

2024-04-28
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Hiep

(Barg.) schoen; ook: klomp;

2024-04-28
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Hiep

Hak- of kapmes. Gereedschap, dienende voor het afkappen van jonge stammen en voor het snoeien ervan.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hiep

v. (-en), 1. hak-, kapmes, heep ; 2. (Barg.) schoen.

2024-04-28
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

hiep

schoen, ook wel: klomp. Meneer had zo goed als geen hieperi om de kiezen.

2024-04-28
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

hiep

schertsende verkorting van hypochonder. hiërarch. m. aanhanger van de priesterheerschappij; aartspriester (in de Gr. kerk).

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hiep

hiep, hiep! tw., uitroep van vreugde meestal verbonden met hoera.