hielen
hielen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord hiel
Marc De Coster (2017)
Hielen - haar zijn de hielen te kort: zij is een meisje van plezier. Iemand met korte hielen valt gemakkelijk, vandaar een zinspeling op een gevallen vrouw.
Van Dale Uitgevers (1950)
(hielde, heeft gehield), 1. (schoenm.) laarzen enz. van (nieuwe) hielen voorzien ; 2. (zeew.) een schip achterover doen hellen, om het voorste deel te kunnen herstellen ; het schip hielt, heeft te veel stuurlast; (ook) stoot; 3. (bouwk.) met een hiel, schuin afzagen ; — balken enz. met een hiel tegen elkaar plaatsen.
Jozef Verschueren (1930)
(hielde, heeft gehield) 1. van (nieuwe) hielen voorzien: schoenen -. 2. als met een hiel bevestigen: een schoor op een grondbalk -.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(hielde, heeft gehield), (overg.) 1. laarzen enz. van (nieuwe) hielen voorzien; 2. met een hiel, schuin afzagen; balken enz. met een hiel tegen elkaar plaatsen.
J.H. van Dale (1898)
Het begrip hielen heeft 2 verschillende betekenissen: 1. hielen - HIELEN (hielde, heeft gehield), (schoenm.) laarzen enz. van hielen voorzien; — (zeew.) een schip achterover doen hellen, om het voorste deel te kunnen herstellen; het schip hielt, heeft te veel stuurlast; (ook) stoot; — (bouwk.) den voet der kepers schuin afzagen; balke...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: