hens
(1929) (inf.) vuur, brand. 'Een hensje maken': een vuurtje stoken. "In de hens steken (vliegen, zetten).' Vgl. fik*. • Ter verduidelijking wil ik hier even aan toevoegen dat een “fikkie" het Amsterdamsch is voor hetgeen de Rotterdammers een .„hensie" noemen. (Voorwaarts, 15/11/1929) • De sappige taal, door de pelgrimeerenden,...