Wat is de betekenis van Hemelsch?

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Hemelsch

HEMELSCH, bn. bw. wat tot den hemel behoort, van of uit den hemel: de hemelsche Vader, God; de hemelsche gelukzaligheid; de hemelsche machten; — rein, van een goddelijken glans vervuld hemelsche oogen; — een hemelsch huwelijk, volkomen gelukkig; : verrukkelijk, goddelijk ’t is eene hemelsche verschijning, van eene schoone vrouw g...

2024-04-26
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Hemelsch

Hemelsch, bn. naar -, uit den hemel, goddelijk; de - e magten; (fig.) een - geluid; eene -e (goddelijke) stem. *-GEZIND, bn. vroom, godgevallig.

2024-04-26
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

hemelsch

Caelestis, aethereus, olympius.