Wat is de betekenis van hanteren?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hanteren

hanteren - Werkwoord 1. (ov) ermee omgaan De jongen hanteerde het mes als een ware kok. Woordherkomst Afgeleid van het Franse hanter (12e eeuw) met betekenis 'omgaan met', dat weer afkomstig is van het Germaans, met het achtervoegsel -eren

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

hanteren

hanteren - regelmatig werkwoord uitspraak: han-te-ren 1. er zo mee omgaan dat je er wat aan hebt ♢ hij hanteert de hamer als een echte timmerman Regelmatig werkwoord: han-te-ren ik hanteer ...

2024-04-26
Pierewaaien (Quiz)

Genootschap Onze Taal (2001)

Hanteren

Hanteren is afgeleid van a het Middelnederlandse hant (‘hand’); b het Franse werkwoord hanter, dat oorspronkelijk ‘omgaan met’ betekende; c het Zweedse werkwoord hantyda (‘aanduiden’).

2024-04-26
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

hanteren

hanteren - (een vrouw) ‘gebruiken’, ‘beslapen’. Hier in dit eenzaem Bos is plaats, Hanteertse slegs op zijn soldaats. Verkracht en schentse, boet u lust, Tot die tot walgen is geblust, s. v. RUSTING, Werken 1, 64 [1712].

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Hanteren

gebruiken; bezoeken; gehanteerd worden door spoken, voorstellingen enz.: bezocht worden.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hanteren

v., hantearje.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hanteren

(hanteerde, heeft gehanteerd), (<Fr.), 1.(een kunst, een ambacht) uitoefenen, beoefenen (vrijwel veroud.); 2. (van zaken) omgaan met, volgens zijn bestemming behandelen, bezigen, gebruiken: de naald, het zwaard hanteren ; hij weet mes en vork goed te hanteren, kan er vlug mede te recht, hij eet flink ; de pen goed hanteren,...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hanteren

gehanteerd (Fr.) eig. omgaan met, bezoeken; inz. gebruiken, behandelen: een zwaard hanteren, de naald hanteren; hantering, v. -en.