hannekemaaier
(1710, vero.) lompe, ongemanierde kerel; stijf, houterig persoon. Oorspronkelijk een spotnaam voor een Duitse (Westfaalse) gastarbeider die tijdens de hooitijd de grens overtrok. Volgens Van Dale sedert ca 1710 en afgeleid van het Nd. ‘hankemeier’, van hanke (Hanneke), van Johannes, de benaming is ontleend aan het feit dat de maaiers o...