hanger
(2014) (gevangenis) gevangene die zich in zijn cel verhangt. • Hanger: Gedetineerde die zich in de cel verhangt. (www.advocatenblad.nl, 31/05/2014)
Marc De Coster (2020-2024)
(2014) (gevangenis) gevangene die zich in zijn cel verhangt. • Hanger: Gedetineerde die zich in de cel verhangt. (www.advocatenblad.nl, 31/05/2014)
Wiktionary (2019)
hanger - Zelfstandignaamwoord 1. voorwerp waaraan men iets kan hangen 2. hangend sieraad Woordherkomst Naamwoord van handeling van hangen met het achtervoegsel -er Verwante begrippen [1] kleerhanger, knaapje, [2] oorbel, oorring
Muiswerk Educatief (2017)
hanger - zelfstandig naamwoord uitspraak: han-ger 1. gebogen stuk met haak eraan ♢ je moet je kleding op een hanger hangen 2. langwerpig sieraad ♢ ze droeg een ketting met hanger Zelf...
B.D. Poppen (2000)
Ophanghaak of ophangketting bevestigd aan de einden van de korte spruit en aan de lange schoor, om het doorzwiepen te voorkomen. Ook trekstang.
Hans Heestermans (1977)
hanger - een kwade gonorrhoe (Aant. BOEKENOOGEN). Een antiek hangertje, ouwe man, zo genoemd naar het wat lager hangende scrotum.
J. van Donselaar (1936)
(de, -s), (i.h.b.:) gootbeugel. - Etym.: Verkorting van dakgoothanger. Een dakgoot hangt in beugels. In AN is een ‘hanger’ i.h.a. iets dat hangt of waarin of waaraan iets hangen kan.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: