Wat is de betekenis van Hanepoot?

Hanepoot - eind touw met in het midden een ring en opgehouden door een ander touw, zodat zich drie vertakkingen vormen.

(Z.A.) Muscat, witte druivenras.

(Echinochlao crus-galii). Gras met rechtopstaande of knievormig gebogen stengel en pluimvormige bloeiwijze. Akkeronkruid van zandig bouwland. Komt vooral in het grensgebied van ZeeuwsVlaanderen algemeen voor. Daarbuiten slechts hier en daar te vinden.

Het meervoud hanepoten wordt gebruikt voor: onleesbaar schrift, maar natuurlijk betekent het woord oorspronkelijk: de poot van een haan en voorts: allerlei voorwerpen die daarop gelijken, zoals een paal die door enige schoorpalen wordt gesteund; op schepen vindt men de naam hanepoot voor bepaalde scheerlijnen en uitsteeksels. Wanneer in vroeger tij...

Hanepoot - staaldraad dat met de einden aan de gaffel is bevestigd. Wordt vooral bij lange gaffels toegepast om de krachten te verdelen en een goede stand van de gaffel te verkrijgen.

(de, -poten), onderste, geel geschubde deel van de poot van een haan. Etym.: Het wordt gebr. ter onderscheiding van hanebout. - Zie ook: kippepoot.

druifsoort; lelike skrif.

1. (landb.) Echinochloa crus-galli R. et SCH., is een aarpluimgras met in groepen geplaatste aren. Het is een vrij fors gras, dat als onkruid aangetroffen wordt op lichte, iets zure (b.v. diluviale), zandige akkers. Het is een plant, die in een zomer haar gehele ontwikkeling volbrengt (zomerannuel) en ze is gekenmerkt door het algehele gemis van ee...

s., hoannepoat; (slecht schrift), hoanne-, einepoat; (plant), groubealch.