Wat is de betekenis van handtastelijk?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

handtastelijk

handtastelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. de handen ongewenst op een ander plaatsend De dronken man werd steeds handtastelijker. Woordherkomst Samenstellende afleiding van hand en de stam van tasten met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

handtastelijk

handtastelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: hand-tas-te-lijk 1. wie je op een vervelende manier aanraakt ♢ ik heb hem een duw gegeven, want hij was handtastelijk Bijvoeglijk naamwoord: hand-tas-te-lijk ... is ha...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Handtastelijk

adj.;worden jegens iem., immen taeste, slaende deilis mei immen wurde.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Handtastelijk

bn. (-er, -st), 1. bevoelbaar, tastbaar, alleen fig. voor: zeer duidelijk, klaarblijkelijk: een handtastclijke waarheid; een handtastelijk bewijs; 2.in de uitbr.. : handtastelijk worden, de handen aan iem.’s lichaam slaan, hem te lijf gaan; ook : de handen niet thuis kunnen houden, niet van iem. (inz. vrouwelijke personen) kunn...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

handtastelijk

bn. (voelbaar, met de hand te tasten); een handtastelijke leugen, een handtastelijk bewijs; handtastelijk worden, met de handen aanraken inz. beginnen te vechten; een handtastelijk onderzoek.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

handtastelijk

(han'tastələk) bn. en bw. (-er, -st) 1. met de handen tastend, aanrakend : worden, zijn. 2. door tasten met de hand geschiedend : de -e visitatie der bagages bij de doeane. 3. klaarblijkelijk : een -e leugen; een bewijs; onwaar.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Handtastelijk

HANDTASTELIJK, bn. (-er, -st), bevoelbaar, tastbaar, (inz. fig.) zeer duidelijk, klaarblijkelijk eene handtastelijke waarheid; een handtastelijk bewijs; — met de handen tastende, grijpende; handtastelijk zijn, de handen niet thuis kunnen houden, niet van iem. (inz. vrouwelijke personen) kunnen afblijven als ge wéér handtastelijk...