Wat is de betekenis van Handballen?

1) (1978) (sold.) met de handen in de zakken lopen: 'Loop toch niet te handballen!' Zie ook: ga je emigreren*; aan zijn stuurknuppel* draaien; moet je nog aan je verloofde* schrijven; wil je vliegenier* worden?; zakkenwassen*. Vgl. Duits: 'Taschenbilliard spielen'. • (Henk Salleveldt: Het woordenboek van Jan Sol...

handballen - Werkwoord 1. (sport) (intr) handbal spelen handballen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord handbal Woordherkomst samenstelling van hand en ballen(werkwoord)

Handballen - met de handen in de zakken lopen. Zinspeling op het beroeren van de testikels. In de Duitse volkstaal Taschenbillard genoemd.

handballen - regelmatig werkwoord uitspraak: hand-bal-len 1. balspel waarbij de bal met de hand in het doel moet worden gegooid ♢ je mag de bal niet dragen als je handbalt Regelmatig werkwoord: hand-bal-len ik handba...

Handballen - speelse benaming voor vuistneuken. handje, van ’t handje (zijn), homoseksueel (zijn). Van het gebaar om een homo mee aan te duiden, door met de vingers van de ene hand op de rug van de andere te slaan. Ook van dattum (met handgebaar), handjeklap, en van ’t handseklapsedoniaatje. Zie ook van de kletsklets.

bal van de hand.

ww., handbal (2.) spelen;

('hand) wkw. met de handbal spelen.

onbep. w., handbal spelen.