Wat is de betekenis van Halvezool?

halvezool - Zelfstandignaamwoord 1. (scheldwoord) (m) nietsnut 2. (f)/(m) een schoenzool die alleen onder het voorste deel van de schoen bevestigd wordt (als extra versteviging) halvezool - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van halvezolen ♢ Ik halvez...

een van oorsprong Rotterdamse slanguitdr. voor ‘een sufferd’. Verbastering van het Engelse scheldwoord asshole‘klootzak’. ‘Halve zool!’, bloosde Arentje. (Willem van Iependaal: Adam in ongenade, 1938) Ken je ’t zien zo, halve zool, of moet ik ze effe bij het raam houe? (J.A. Deelder: Schone Welt, 1982) Als ik ergens binnenkom, beginnen mensen me...

(de, -zolen), stuk op een schoenzool. - Etym.: In AN veroud. en daar alleen m.b.t. het voorste deel van een zool (WNT 1900).

v. (...zolen), (schoenm.) nieuwe of extra zool onder de voorste helft van een schoen.

v. halvezolen (schoenzool aan de voorste helft van een schoen): nieuwe halvezolen.

('zo:l) v. (...zolen) zool onder de voorste helft van de schoen : ...zolen en achterlappen.

v./m. (-zolen), nieuwe of extra zool onder de voorste helft van een schoen.

...

HALVEZOOL, v. (...zolen), (schoenm.) een stuk leer onder de voorste helft van een schoen.