Gepubliceerd op 18-08-2020

Hachelijk

betekenis & definitie

— gevaarlijk, van ’t oude hach = gevaar, waagstuk. Een hachje 'van een jongen in een durfal, een waaghals.

Er bestaat ook een woord hacht, dat stuk, brok beteekent; een hacht je (uitgesproken hachje) is dan een stukje, vooral van vleesch: „de beste hachjes van ’t vleesch zijn voor u afgesneden.” Verder zegt men van een hond, die zijn stukje vleesch, zijn buit prijs geeft: hij laat zijn hachje glippen. Vandaar dat zijn hachje kwijt zijn beteekent : hij is zijn prooi, zijn buit, hetgeen hij bezit kwijt.Hieruit ontwikkelde zich ook de beteekenis van: zijn leven kwijt zijn, als het laatste wat men nog bezit. Zoo ontstond de uitdrukking: zijn hachje er bij inschieten = zijn leven verliezen.