grutter
grutter - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) kruidenier 2. zeer bekrompen, kleinzielig persoon Woordherkomst Naamwoord van handeling van grutten met het achtervoegsel -er
Wiktionary (2019)
grutter - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) kruidenier 2. zeer bekrompen, kleinzielig persoon Woordherkomst Naamwoord van handeling van grutten met het achtervoegsel -er
Klaas J. Eigenhuis (2004)
Volksnaam in de Zaanstreek (NH) voor de Grutto ← [ziK]. De Grutter is de naam van het tijdschrift van de Vogelbeschermingswacht Zaanstreek (met de 21e jaargang in 1997). Er is hier ook de variante vogelnaam Grut.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), 1. iemand wiens bedrijf het is te grutten, boekweitegrutten te maken; 2. winkelier in gort, meel, bonen, erwten enz.; 3. (gew.) koopman in oudroest, grutboer.
M. J. Koenen's (1937)
m. grutters (grutmolenaar, maker van grut uit boekweit, haver, gerst; bij uitbr. winkelier in grutterswaren, meel, bonen enz.).
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (-s), 1. iemand wiens bedrijf het is te grutten; 2. (vero.) winkelier in gort, meel, bonen, erwten enz.; 3. (fig.) kleinzielig iemand.
J.H. van Dale (1898)
GRUTTER, m. (-s), iemand wiens bedrijf het is te grutten, boekweitegrutten te maken; — (ook) winkelier in gort, meel, boonen, erwten enz.; — (gew.) koopman in oudroest, grutboer.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: