Wat is de betekenis van Grutter?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

grutter

grutter - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) kruidenier 2. zeer bekrompen, kleinzielig persoon Woordherkomst Naamwoord van handeling van grutten met het achtervoegsel -er

2024-04-29
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen

Klaas J. Eigenhuis (2004)

Grutter

Volksnaam in de Zaanstreek (NH) voor de Grutto ← [ziK]. De Grutter is de naam van het tijdschrift van de Vogelbeschermingswacht Zaanstreek (met de 21e jaargang in 1997). Er is hier ook de variante vogelnaam Grut.

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Grutter

s., grôtmakker, moalker.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grutter

m. (-s), 1. iemand wiens bedrijf het is te grutten, boekweitegrutten te maken; 2. winkelier in gort, meel, bonen, erwten enz.; 3. (gew.) koopman in oudroest, grutboer.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grutter

m. grutters (grutmolenaar, maker van grut uit boekweit, haver, gerst; bij uitbr. winkelier in grutterswaren, meel, bonen enz.).

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grutter

m. (-s) 1. grutmolenaar. 2. winkelier in grutterswaren.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

grutter

m. (-s), 1. iemand wiens bedrijf het is te grutten; 2. (vero.) winkelier in gort, meel, bonen, erwten enz.; 3. (fig.) kleinzielig iemand.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grutter

GRUTTER, m. (-s), iemand wiens bedrijf het is te grutten, boekweitegrutten te maken; — (ook) winkelier in gort, meel, boonen, erwten enz.; — (gew.) koopman in oudroest, grutboer.