Grutterij
v. (-en), 1. plaats waar de grutter zijn bedrijf uitoefent; 2. grutterswinkel.
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-en), 1. plaats waar de grutter zijn bedrijf uitoefent; 2. grutterswinkel.
Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)
De handel in grutterswaren (droge waren) en het vermalen van boekweit tot boekweitgort en vervolgens tot boekweitmeel, in de Zaanstreek van belang geweest voor de voedselvoorziening van de eigen bevolking. Boekweit was in het verleden de basis van een belangrijk volksvoedsel. In de grutterijen werd (al dan niet met behulp van een rosmolen) de boekw...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
Grutterij - Oorspr. het bedrijf van het maken van grutten en gort, thans veelal aanduiding voor winkel, waar behalve kruidenierswaren in het bijz. granen en graanproducten worden verkocht.
Jozef Verschueren (1930)
v. (-en; -tje) I. Eig. gruttersbedrijf. II. Metn. 1. plaats daarvoor. 2. grutterswinkel.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: