Grootluik
o. (-en), (scheepst.) het luik vlak voor de grote mast in elk der dekken; ook de opening door al die luiken afgesloten.
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-en), (scheepst.) het luik vlak voor de grote mast in elk der dekken; ook de opening door al die luiken afgesloten.
J.H. van Dale (1898)
GROOTLUIK, o. (-en), (scheepst.) het luik vlak voor den grooten mast in elke der dekken; de opening door al die luiken afgesloten en dat door alle dekken tot in het ruim doorgaat.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: