Wat is de betekenis van Grootburger?

2024-03-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grootburger

m. (-s), (hist.) iemand die de volle burgerrechten van een stad bezat.

2024-03-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grootburger

m. (-s) Eert. hij die de volle burgerrechten van een stad bezat.

2024-03-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grootburger

GROOTBURGER, m. (-s), (hist.) iemand die de volle burgerrechten eener stad deelachtig was. GROOTBURGERSCHAP, o. de hoedanigheid of waardigheid van grootburger: Amsterdam bood aan De Ruyter het grootburgerschap aan.

Gerelateerde zoekopdrachten