Grondgat
o. (-en), gat in de binnen- of buitengrond van een dijk.
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
is het gat, de put of diepte, die met name bij doorbraak van een dijk ontstaat en wel vnl. aan de binnen- of landzijde. Bij doorbraak van een zeedijk neemt door de afwisselende in- en uitstroming door het getij dat gat ook naar de buitenzijde in omvang en diepte toe (z bekragen en dijk, dijkbreuk). In sommige delen van het land zijn deze diepe gate...
J.H. van Dale (1898)
GRONDGAT, o. (-en), (zeew.) het gat dat door een anker of een aan den grond zittend schip in den bodem van het water wordt gemaakt; — (ook) gat in den binnen- of buitengrond van een dijk.
Jacob van Lennep (1865)
z.n.o. - Het gat, dat door het anker in den bodem geslagen is. Spreekwijze: Ik moet dat grondgat weten (ik moet het fijne van die zaak leeren kennen).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: