Wat is de betekenis van groenling?

2024-04-26
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

groenling

olijfgroene zangvogel. olijfgroene zangvogel met een gele vleugelrand die veel in parken en bossen voorkomt. Voorbeelden: Wel kweken en houden ze volgens de praeses allerlei soorten parkieten; tropen, zoals de zebravink, en wildzangvogels als de putters, groenlingen en vinken. Meppeler Courant, 1995 Verder bestaat de broedvog...

2024-04-26
Vogelgids van Vogelbescherming Nederland

Vogelbescherming Nederland 2009)

Groenling

Groenlingen doen hun naam eer aan: ze laten zich herkennen aan allerlei tinten groen in hun verenkleed. De groenling is oorspronkelijk een bewoner van bosranden en halfopen zoomvegetatie. Nu dat natuurlijke habitat zeldzaam is, bewoont de groenling vooral cultuurlandschappen: als er maar genoeg dichte struiken zijn. Groenlingen eten zaden. In hun s...

2024-04-26
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen

Klaas J. Eigenhuis (2004)

Groenling

Carduelis chloris (Linnaeus: Loxia) 1758. Overwegend (geel)groengekleurde Vinkachtige, die daarom ook met de naam Groenvink wordt aangeduid. De soort is bij ons tamelijk goed bij de mensen bekend waardoor de gegeven namen wel als oorspr. volksnamen mogen worden aangemerkt. Ook de wetenschappelijke naam verwijst naar het groen: Gr XAwpig Chloris =ge...

2024-04-26
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

GROENLING

(Fr.: flaechsfink, flasfink). Vogel. Algemeen.

2024-04-26
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Groenling

Chloris chloris L., behoort tot de vinkachtigen. Het is een zaadeter, die aan bepaalde zaden, zoals radijszaad, soms vrij ernstige schade kan doen.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Groenling

s., flaeks-, grienfink.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Groenling

m. (-en), (nat. hist.) 1. groenvink; 2.(gew.) de groene boomkikvors (Hyla arborea).

2024-04-26
Inheemse dieren

Gedigitaliseerd Ensie (1950)

Groenling

(Chloris chloris)♂ olijfgroen met gele vlekken aan vleugels en buitenste staartpennen. ♀ meer grijsgroen, minder opvallend geel. 15 cm. Zang ook overdag regelmatig te horen: een langgerekt kwetterend 'tsjuweeeh', een kanarieachtig 'tsoeiet' e.a. geluiden. In tuinen, parken, struwelen. Nestelt in hagen en bomen. In Nederland talr...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

groenling

m. groenlingen (vink; Lat. chloris c. chloris; ook: de groene boomkikvors).