Wat is de betekenis van Grijsheid?

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Grijsheid

s., grizens, skierens.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grijsheid

v., 1. het grijs-zijn, grijze kleur, inz. van het haar ; 2. hoge ouderdom : de grijsheid nadert met haar plagen.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grijsheid

v. (het grijs zijn; ouderdom).

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grijsheid

('grijs) v. 1. Eig. het grijs zijn. 2. Metn. ouderdom.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

grijsheid

v., 1. het grijs zijn, grijze kleur, m.n. van het haar; 2. hoge ouderdom: de nadert met haar plagen.

2024-04-19
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grijsheid

GRIJSHEID, v. het grijs zijn, grijze kleur; — hooge ouderdom: de grijsheid nadert met haar plagen.