Wat is de betekenis van Goedig?

2025-07-14
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

goedig

goedig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: goe-dig 1. met een goed karakter ♢ Joop vindt het wel best hoor, hij is erg goedig Bijvoeglijk naamwoord: goe-dig ... is goediger dan ... het go...

2025-07-14
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

goedig

Bij Bredero komen wij de tot uitroep geworden verbinding Goedige Goden! tegen. De betekenis is die van grote/goeie genade! Een uitroep van verbazing, verwondering enz. Na de 17de eeuw niet meer aangetroffen.

2025-07-14
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

goedig

goedhartig, vriendelik.

2025-07-14
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Goedig

adj. & adv., guodlik, jobberich, jollich, gload.

2025-07-14
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-07-14
Humoristisch woordenboek

H. Moritsen (1939)

Goedig

Eigenschap van domme mensen, over wie men geen kwaad wil spreken.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-14
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

goedig

bn., bw. (goedhartig, welwillend, vriendelijk): een goedig gelaat; lief kind, sprak zij goedig.