Wat is de betekenis van godenspijs?

2025-07-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

godenspijs

godenspijs - Zelfstandignaamwoord 1. (voeding) de spijs van de Olympische goden, ambrozijn 2. (voeding) overheerlijk eten 3. (plantkunde) (voeding) Amanita caesarea eetbare paddenstoel met de andere namen: ambrosia, eierzwam, keizeramaniet, keizersamaniet Woordherkomst samenstelling van god en spijs met het invoegsel -en- ...

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

godenspijs

v. (ambrozijn, dat de eeuwige jeugd schonk aan de Griekse goden).

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

godenspijs

v. (...spijzen) 1. Eig. spijs der goden. Syn. ambrozijn. 2. Metf. heerlijke spijs.

2025-07-17
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Godenspijs

= ambrozijn, dat de eeuwige jeugd schonk aan de góden.

2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

godenspijs

v./m., de spijs van de Olympische góden, het ambrozijn; (fig.) dat is (een) —, dat smaakt overheerlijk. (e) Godenspijs kan elk voedsel zijn dat men de goden aanbiedt; in meer specifieke zin was het de ➝ambrosia bij de Grieken, de honing bij de Indiërs en paardevlees bij de Germanen.

2025-07-17
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-17
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)