Wat is de betekenis van goddeloosheid?

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

goddeloosheid

goddeloosheid - Zelfstandignaamwoord 1. gebrek aan eerbied of geloof in een godheid Woordherkomst Afgeleid van goddeloos met het achtervoegsel -heid.

2025-07-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Goddeloosheid

s., goddeleazens.

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

goddeloosheid

v. goddeloosheden (ongodsdienstigheid, zondigheid; boosheid, verdorvenheid; zondige daad).

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

goddeloosheid

v. (...heden) 1. Eig het goddeloos zijn. 2. Metn. goddeloze daad.

2025-07-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

goddeloosheid

v., 1. ongodsdienstigheid, boosheid, verdorvenheid: de van deze wereld; 2.(-heden), zondige daad: de goddeloosheden van een diepbedorven maatschappij.

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Goddeloosheid

GODDELOOSHEID, v. ongodsdienstigheid, boosheid, verdorvenheid de goddeloosheid dezer wereld; —, (...heden), zondige daden: de goddeloosheden eener diepbedorven maatschappij.

2025-07-16
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-16
Woordenboek Nederlands - Marokkaans Arabisch

Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press