glimpieper
(1920) (inf.) scheldwoord uit Ned.-Indië: geslepen persoon. Soms ook voor iemand die in het geniep een slippertje maakt. • Tegenover dit taalbederf staat echter een ander verschijnsel van gezonden aard, namelijk dat in Indië een groot aantal aardige woorden in omloop zijn, die, Nederlandsch van klank en zelfs van stam, in h...