Wat is de betekenis van glimpieper?

2025-07-15
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

glimpieper

(1920) (inf.) scheldwoord uit Ned.-Indië: geslepen persoon. Soms ook voor iemand die in het geniep een slippertje maakt. • Tegenover dit taalbederf staat echter een ander verschijnsel van gezonden aard, namelijk dat in Indië een groot aantal aardige woorden in omloop zijn, die, Nederlandsch van klank en zelfs van stam, in h...

2025-07-15
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

glimpieper

(destijds in Ned.-Indië) geslepen persoon. Soms ook voor iemand die in het geniep een slippertje maakt. Tegenover dit taalbederf staat echter een ander verschijnsel van gezonden aard, namelijk dat in Indië een groot aantal aardige woorden in omloop zijn, die, Nederlandsch van klank en zelfs van stam, in het moederland geheel onbekend zijn...

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Glimpieper

GLIMPIEPER, m. (~s), (Ind.) gladjanus.

Gerelateerde zoekopdrachten