gewag
melding; gewag maak van.
M. J. Koenen's (1937)
in zegsw.: gewag maken van, d. i. melding maken van, spreken van; ook wel: de hond maakte gewag, sloeg aan, blafte.
Jozef Verschueren (1930)
(gә'wach) o. [Mned. wagen ~ Lat. vox. stem] 1. Eig. geluid: de hond maakte -. 2. Metn. melding: maken van iets.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o., alleen in — maken (van), vermelden: alle kranten maken — van de zaak; hij maakte er geen van, sprak er niet over.
J.Pluim (1911)
maken; gewagen van iets, van den Idg. wt. wok (Germ. wak) = spreken, zeggen; vgl. ’t Lat. vox = stem; vocare = roepen.
J.H. van Dale (1898)
GEWAG, o. melding, vermelding: alle couranten maken gewag van de zaak; hij maakte er geen gewag van, sprak er niet over, deelde het niet mede: — het aanslaan van een hond: toen de inbrekers naderden, maakte de hond gewag, begon hij te blaffen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: