getrouwd
getrouwd - Bijvoeglijk naamwoord 1. getrouwd - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van trouwen Verwante begrippen trouwen
Wiktionary (2019)
getrouwd - Bijvoeglijk naamwoord 1. getrouwd - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van trouwen Verwante begrippen trouwen
Muiswerk Educatief (2017)
getrouwd - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ge-trouwd 1. wie met iemand anders een huwelijk heeft gesloten ♢ zij zijn getrouwd, dus de kinderen heten naar de vader Bijvoeglijk naamwoord: ge-trouwd de/het getrouwde .....
Marc de Coster (1998)
zo zijn we niet - dat hebben we niet afgesproken; daar wil ik niets van weten. De uitdr. komt al voor in het begin van deze eeuw. Ouder is wellicht aan iemand of iets niet getrouwd zijn‘er niet voorgoed aan verbonden zijn’ (o.a. bij Harrebomée). Deze dooddoener doet het nog steeds goed. ‘Dat vind ik nou een rotstreek,’ zei ze, ‘nee, Willem, zo zij...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn., 1. gehuwd: hij is gelukkig -;een getrouwde vrouw; 2. het getrouwde leven, de gehuwde staat; 3. (fig.) aan of met iets of iemand niet zijn, er niet onverbrekelijk aan verbonden zijn.
J.H. van Dale (1898)
GETROUWD, bn. gehuwd: hij is gelukkig getrouwd; eene getrouwde vrouw (in tegenst. van een jong meisje); het getrouwde leven, de gehuwde staat. GETROUWDE, m. en v. (-n), iem. die getrouwd is.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: