Wat is de betekenis van Gesten, Gisten?

2025-07-17
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Gesten, Gisten

Gesten, Gisten, ow. gel. (het gestte, heeft gegest), opbruisen, in beweging zijn (van bier, wijn enz.); (fig.) de gemoederen zijn aan het gisten, er heerscht beweging of misnoegen onder het volk.