Wat is de betekenis van geneesheer?

arts. iemand die op grond van een academische graad bevoegd is de geneeskunde te beoefenen, na de diplomering als basisarts nog onder supervisie van een begeleidend arts en na verdere specialisatie vervolgens als huisarts of als specialist; arts. Voorbeelden: Is een kind méér dan drie opeenvolgende schooldagen ziek dan...

geneesheer - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) (medisch) arts; dokter ♢ De Orde van geneesheren is een Belgische beroepsvereniging van artsen. Woordherkomst samenstelling van genees(werkwoord) en heer

geneesheer - zelfstandig naamwoord uitspraak: ge-nees-heer 1. wie een officiële bevoegdheid heeft om zieken te behandelen ♢ hij heeft een functie als geneesheer in het ziekenhuis Zelfstandig naamwoord: ge-nees-heer d...

Zie (ook) arts, dokter

(de, -heren), 1. (verouderend) dokter opgeleid aan de voormalige Geneeskundige School te Paramaribo, dus met een graad, maar geen academische. In 1935 was zij [Sophie Redmond] ‘dokteres’, zoals het volk haar noemde. Zij vestigde zich als particulier geneesheer in Paramaribo (Doelwijt 1972a: 111). 2. (officieel in onbruik sedert 1973) d...

dokter.

s., dokter .

...

of arts, degene die de bevoegdheid bezit, ziekten van de mens te voorkomen of te genezen. De opleiding hiertoe geschiedt aan de verschillende universiteiten. Na het afleggen van een staatsexamen wordt de titel van arts verleend. In België geeft alleen de titel van Doctor in de geneeskunde, verleend door een universiteit of een centrale jury, h...