Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

geneesheer

betekenis & definitie

arts.

iemand die op grond van een academische graad bevoegd is de geneeskunde te beoefenen, na de diplomering als basisarts nog onder supervisie van een begeleidend arts en na verdere specialisatie vervolgens als huisarts of als specialist; arts.

Voorbeelden:
Is een kind méér dan drie opeenvolgende schooldagen ziek dan is steeds een medisch attest vereist. Dat attest kan afkomstig zijn van een geneesheer, een geneesheer specialist, een tandarts, een orthodontist en de administratieve diensten van een ziekenhuis of een erkend labo.
http://users.online.be/school.schoonbeek/index2.html

Een bijzonder pijnpunt is de discriminerende behandeling van de huisarts die voldoet aan zijn wettelijke en deontologische plicht om "dringend hulp" te verschaffen, in tegenstelling tot de hulpverlening door anderen (100, MUG, politie, brandweer,… ) via 'prioritaire voertuigen' [...]. Niet de voertuigen zouden "prioritair" moeten zijn wel de vorm van maatschappelijke dienstverlening: i.c. de dringende medische hulp die volledig gelijkwaardig is, ongeacht of die geneesheer nu specialist of huisarts is!
http://www.uhak.be/uhak/dmhanalyse.htm, 12 mei 2003

In 1878 werd Aletta aan de universiteit van Utrecht als eerste vrouw bevorderd tot geneesheer en in 1879 promoveerde zij te Groningen op het proefschrift 'over localisatie van physiologische en pathologische verschijnselen in de groote hersenen'.
http://redes.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/2004/b.meyboom.de.jong/meyboom-dejong.pdf, 2004