o. (brood of onderhoud uit barmhartigheid; levensonderhoud, waarop men geen recht of aanspraak heeft): het genadebrood eten, van genadebrood leven, dikwijls met de bijbet. van vernedering voor hem, die het genadebrood eet; in toepassing op dieren: Wellington gaf zijn ros het genadebrood.
Uitgelicht
Wekelijks trending en actuele woorden ontvangen in je mailbox? Schrijf je net als 1.651 anderen in!