Gelyk gy hem ziet, moogt gy hem schilderen
Dit is in zin gelyk aan’t voorgaande. Die zich laat uitschilderen, pleegt dan zyne beste kleederen en çieraaden aan te doen: maar die’er geene andere bezit, dan die hy aan heeft, moet men zo afmaalen, al ware het met een kaal rokje, baarvoets, ’t hair door den hoed, en de elleboogen door de mouwen.