Wat is de betekenis van Gehengen?

2024-04-30
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

gehengen

Gesmeed ijzeren element, tenminste aan één zijde voorzien van een langwerpig blad, waaraan een luik, raam of deur draait. Het draaipunt wordt gevormd door een cilindervormig omgesmeed einde dat past in een soortgelijk element dat op een kozijn of in steen bevestigd is. 1458 Dalhem (Voerstreek-B), kasteel. Wanneer het geheng draait op...

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gehengen

gehengde, h. gehengd (lit. t., vero. toelaten): God zal het niet gehengen.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gehengen

[Kaus. hangen, de teugel laten hangen] Veroud. 1. o. gehengenis. 2. (gehengde, heeft gehengd) gedogen, lijden, toelaten: wat de Hemel moog -.

2024-04-30
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Gehengen

(toestaan); hengen is een causat. van hangen en bet. hier: de teugels laten hangen, dus vrijheid geven. Vgl. ’t Mnl. : ,,Hi en woudes niet ghehingen'’ = hij wilde het niet toestaan.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gehengen

GEHENGEN, (gehengde, heeft gehengd), (alleen in hoogeren, bijbelschen of dichterlijken stijl) gedoogen, dulden iets moeten gehengen, het lijdelijk moeten aanzien iets van iem. gehengen, het van hem dulden, verdragen; — (van God gezegd, in betrekking tot kwaad, misdaden, jammeren, leed, wederwaardigheden, rampen enz.): gedoogen, toelaten, niet...