gehecht
gehecht - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van hechten
Getty Research Institute (1990)
gehecht - Het samenvoegen van twee oppervlakken met behulp van een in het algemeen kleverig, plakkerig mengsel zoals een kleefstof, of door middel van fysieke of chemische kracht.
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj., oanhinklik; — zijn aan, hingje oan, oer; — aan eigen huis honkfêst, hiemfêst; — aan eigen omgeving, wensk, wenstich; — aan het oude, âldwenstich; — aan mensen (van dieren), minsklik.
M. J. Koenen's (1937)
bn. (liefhebbende, aan iem. of iets zich door liefde, gewoonte, neiging enz. verbonden voelende; minder sterk dan verknocht): de kinderen zijn innig, oprecht, sterk aan hem gehecht; de hond is gehecht aan zijn meester.
Jozef Verschueren (1930)
bn. (meer -, meest -) 1. verl. deelw. van hechten. 2. door genegenheid verbonden: de hond is aan zijn meester -; zijn aan zijn vaderland. Syn. verkleefd, verknocht. 3. houdend aan: aan iets zijn.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. (meer —, meest —), 1. door banden van liefde, vriendschap of warme genegenheid zich aan een ander verbonden voelend (minder sterk dan verknocht, minder standvastig dan verkleefd): een kind is aan zijn ouders —; ook met betrekking tot zaken: aan zijn vaderland zijn; in het bijzonder met betrekking tot zaken waar men op gesteld...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: