Wat is de betekenis van Gefallen?

2024-04-29
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gefallen

1. bevallen, aanstaan; das lasse ich mir gefallen, dat laat ik mij welgevallen, dat mag ik zien; er gefällt sich darin, hij schept er behagen in. 2. Gefallen: behagen, genoegen; tu mir den Gefallen, doe mij het genoegen; kein Gefallen an etw. finden, geen behagen in iets scheppen; einem zu Gefallen, ten iemands pleziere.