Wat is de betekenis van Geechauffeerd?

2025-07-17
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

geëchauffeerd

(19e eeuw) (< Fr.) (euf.) driftig, boos. • ‘Hi! hi!’ lachte mademoiselle half hoorbaar, - en Clementine rilde, omdat zij begreep, dat de Française wist, dat zij haar vader bedroog; maar zij keek haar weder zoo fier aan, dat mademoiselle geen lust gevoelde weder te lachen, maar verder heel nederig bleef en belangstellend v...

2025-07-17
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Geëchauffeerd

verhit; driftig, boos.

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

geëchauffeerd

bn. (verhit, warm geworden; boos, driftig); zie echaufferen.

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

geëchauffeerd

bn. en bw. 1. verhit. 2. driftig, boos.

2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

geëchauffeerd

bn., verhit, warm geworden; (fig.) opgewonden, driftig, boos.

2025-07-17
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

geëchauffeerd

geëchauffeerd - verhit; driftig, boos.

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Geechauffeerd

GEECHAUFFEERD, vd. bn. verhit, warm geworden; (fig.) driftig, hoos.

2025-07-17
Beknopt kunstwoordenboek

I.M. Calisch (1864)

geëchauffeerd

geëchauffeerd - bn. verhit, warm geworden; (fig.) driftig, boos

Gerelateerde zoekopdrachten