Wat is de betekenis van Gebbetje?

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

gebbetje

1) (1880) (Barg.) grapje, pretje. Vgl. geintje*. • Die houdt wel van een gebbetje... (de Groene Amsterdammer, 21/06/1885) • Verrek... nou ja, nou geen gebbetjes... (Frans Coenen: Zondagsrust. 1902) • Maar voorloopig blijft dat nog maar zoo'n beetje drommen en slieren, aanbonzen tegen elkaar, wat kirren en gichelen, lonken en gebbe...

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gebbetje

gebbetje - Zelfstandignaamwoord 1. (informeel) geintje, grapje gebbetje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord gebbe Woordherkomst afgeleid van gebben met het achtervoegsel -tje

2024-04-27
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

gebbetje

geintje In 1880 voor het eerst aangetroffen, in het tijdschrift Noord en Zuid, in een ‘Lijst met Zaansche woorden’, met als betekenis ‘pretje, grapje’. Vervolgens ook in diverse andere, voornamelijk Noord- en Zuid-Hollandse dialecten aangetroffen. In 1884 schreef het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (p. 238): ‘Het nog...

2024-04-27
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

gebbetje

(< Mnl. gabben, grapjes maken) (BP), grapje, geintje: Als ze nou maar geen gebbetjes gingen uithalen en niet gingen hobbelen wanneer ze midden in de vaart waren, want dan zou Daantje ... smerig kunnen verzuipen, LEONHARD 88.

2024-04-27
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Gebbetje

[v. MNed. gabben = gekheid maken, voor de gek houden] (volkst.) geintje, grapje, gekheid.

2024-04-27
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Gebbetje

(Barg.) grapje, pretje

2024-04-27
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

gebbetje

grapje; lolletje.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gebbetje

[Hebr.] geintjes: -s maken.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gebbetje

o., grapje, gekheid, dwaas gebaar: gebbetjes maken.