Wat is de betekenis van Garnieren?

2024-04-30
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

garnieren

(garnierde, gegarnierd) garneren, versieren, opmaken. Dan flink opschudden in een met ijs.gevulde shaker en in een glas gieten, garnieren met een citroenschijfje of een olijf. - DM, 03-05-2002. meubileren.

2024-04-30
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

garnieren

(Iets) versieren, opmaken; (een japon, een schotel) garneren; - (fauteuils e.d.) opnieuw bekleden; ook: (een woning) meubileren. ’s Morgens was dat mandeke nog echt ouderwets gegarnierd, met... wat chocolade... , twee appelsienen, wat zilveren suikerbonen en een marsepeinen schip met drie papieren vlaggetjes, LIA TIMMERMANS 1962, 81. Tante h...

2024-04-30
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Garnieren

garneren.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

garnieren

(Fr. garnir: voorzien van, bezetten met; opsieren; omzomen; voeren; van oplegsels voorzien b.v. een kledingstuk, bezetten met kant, fluweel enz.; van schotels: met toespijzen opmaken): een kleed, japon garnieren; een schotel garnieren.

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

garnieren

(garnierde, heeft gegarnierd), (gew.) garneren.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Garnieren

GARNIEREN, GARNIERING, zie GARNEEREN.

2024-04-30
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

Garnieren

Munire, instruere, armare.

Gerelateerde zoekopdrachten