Wat is de betekenis van Gaffelen?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

gaffelen

1) (19e eeuw) (Vlaanderen) snel eten. Syn.: balgen*; bavianen*; buffelen*. • Gaffelen, onz. en bed, zw. werkwoord. Met de vork eten. Hij gaffelt goed. (Aug. Rutten: Bijdrage tot een Haspengouwsch idioticon. 1890) • En eer Schellebelle en de andere meisjes nog aan 't gaffelen waren, hoorden zij reeds van verre den aanvang van...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gaffelen

gaffelen - Werkwoord 1. (intr) (informeel) smullen Woordherkomst van gaffel (mond) met het achtervoegsel -en

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gaffelen

gaffelde, h. gegaffeld (Z.-N. 1 opsteken; 2 volkst. eten): 1. hooi gaffelen; 2. flink gaffelen.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gaffelen

('gaffәlәn) (gaffelde, heeft gegaffeld) met de gaffel opsteken: hooi -.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gaffelen

(gaffelde, heeft gegaffeld), 1. (overg.) (hooi, koren enz.) met de gaffel opsteken; 2. (onoverg.) snel eten.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gaffelen

GAFFELEN, (gaffelde, heeft gegaffeld), (hooi, koren, gras enz.) met de gaffel opsteken.