Wat is de betekenis van Gaarheid?

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gaarheid

V. (de toestand v. iets, dat gaar is).

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gaarheid

('ga:r) o. het gaar zijn.

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gaarheid

v., de toestand van iets dat voldoende toebereid, m.n. genoeg gekookt, gebakken of gebraden is.

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gaarheid

GAARHEID, v. de hoedanigheid van gaar; de toestand van iets dat voldoende toebereid, inz. genoeg gekookt, gestoofd, gebakken of gebraden is: de gaarheid van koper; vlas nog niet tot volkomen gaarheid gekomen; gaarheid van aardappelen, brood, groenten.

2024-04-30
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Gaarheid

Gaarheid, v. gmv. toestand van iets dat genoeg gekookt of gebraden is. *...KEUKEN, v. (-s), open tafel, huis waar men kan middagmalen. *...KOK, m. (-s), *...KOOKSTER, v. (-s), houder-, houdster van zulk een huis. *...MAKEN, bw. gel. (ik maakte gaar, heb gaar gemaakt).

Gerelateerde zoekopdrachten