gaaf (ongeschonden)
bn. en bw. (gaver, -st), 1. ongeschonden, onbeschadigd: — porselein; een gave stam; alles — blad; zonder gebrek: het kind werd — geboren; niet bedorven: een gave appel; — Nederlands, zonder fouten, m.n. zonder barbarismen; de gave gulden, die nog zijn volle waarde heeft; 2. ongeschonden, volledig; een — gebit; een &mda...