Wat is de betekenis van frou-frou?

2024-04-29
Culinair van a tot z

Peter Joh. M. Zuidweg (2016)

frou-frou

Koeksoort, dat bestaat uit twee zeer dunnen laagjes koekdeeg met een op smaak gebrachte botercrème er tussen.

2024-04-29
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

frou-frou

pony (haardracht)

2024-04-29
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Frou-frou

[Fr., klanknabootsing] 1 geritsel veroorzaakt door zijden dameskleren; 2 (cul.) bep. soort biscuit, bestaande uit twee dunne laagjes koek met crème au beurre ertussen.

2024-04-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Frou-frou

koekje; vertoon van onderkleren

2024-04-29
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Frou-frou

geruis van zijden stoffen; gevulde biscuitwafel

2024-04-29
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Frou-frou

’t ruisen, geritsel; faire (du) frou-frou, drukte maken.

2024-04-29
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

frou-frou

(Fr.) m. 1 geruis van zijden vrouwenrokken; 2 een soort biscuit.

2024-04-29
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

frou-frou

(Fr.) soort biscuit.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

frou-frou

[Fr.], o., 1. vertoon van ritselende (kanten of zijden) onderkleren; 2. (gew.) pony(haar); 3. licht biscuitje met crèmevulling.

Gerelateerde zoekopdrachten