follow
I. volgen (op), navolgen, nazetten; najagen; uitoefenen; follow the tea, zeeman zijn; follow suit. 1. ◆ kleur bekennen; 2. het voorbeeld volgen; follow out, opvolgen, voldoen aan; vervolgen, doorvoeren; follow up, nagaan, nader ingaan op; voortzetten; zich ten nutte maken; (na)volgen; laten volgen (door by, with) II. volgen; III. coulé, do...