Wat is de betekenis van foefelen?

2024-04-27
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

foefelen

Het begrip foefelen heeft 3 verschillende betekenissen: 1) wegmoffelen. iets vlug, handig of stiekem ergens in verbergen; iets wegmoffelen. 2) sjoemelen. bedriegelijk te werk gaan; sjoemelen. 3) oppervlakkig seksueel handelen. oppervlakkige seksuele handelingen verrichten.

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

foefelen

foefelen - Werkwoord 1. foefelen is een Belgisch werkwoord dat naar - meestal bewust - knoeien of frauderen verwijst. Ministeries foefelen met 8 miljard euro. Foefelen doen we niet. In Herentals leveren we keurig en goed werk. Synoniemen...

2024-04-27
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

foefelen

knoeien, sjoemelen (informeel) De voetbalbond draait met verlies, ze maken de ene na de andere blunder, foefelen met de C4 van Martens (zogezegd neemt hij zelf ontslag) en geven de CEO nog een dikke premie mee naar huis. (Het Laatste Nieuws) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 4 Vlaamsheid: 4

2024-04-27
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

foefelen

(foefelde, heeft gefoefeld) vlug wegstoppen, wegmoffelen, bedriegen, sjoemelen. Valt het menselijk contact tegen - te weinig informatie, aanpraten van correcties van zogenoemde ‘deformiteiten’ waarmee de patiënt(e) geen probleem heeft, ‘foefelen’ ten opzichte van het Riziv - dan is er maar één boodschap: w...

2024-04-27
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Foefelen

ritselen

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Foefelen

(foefelde, heeft gefoefeld), 1. (gew. en Zuidn.) moffelen, handig of heimelijk verbergen, ergens instoppen; 2. (Zuidn.) slordig werken, knoeien; 3. scharrelen; zich er door foefelen, zich uit een moeilijkheid, een netelige of gevaarlijke toestand weten te redden ; 4. hij foefelt er onder, hij doet niet eerlijk, fopt, bedriegt.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

foefelen

foefelde, h. gefoefeld (Z.-N. slordig afwerken; [weg]moffelen).

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

foefelen

(foefelde, heeft gefoefeld), I. (overg.) (gew.) moffelen, handig of heimelijk verbergen, ergens instoppen; II. (onoverg.) (gew.) slordig werken, knoeien.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)