Wat is de betekenis van flauwerd?

2024-04-27
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

flauwerd

flauw persoon. iemand die flauw is; flauw persoon. Voorbeelden: Voor mij reed een flauwerd die precies 50 reed. Oh jongens kom op, precies 50 rijden, dat is echt kinderachtig gedrag hoor. http://liefdagboek.blogspot.nl/2007/11/de-mensen-achter-jacq.html, 4 november 2007 Hij trekt de schouders onverschillig op. en probeert zo...

2024-04-27
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

flauwerd

kinderachtig persoon. ‘Dan ben jij een groote flauwerd,’ snauwde hij hem toe en zijn oogen keken recht in die van den ander. (Anne de Vries, Evert in turfland, 1930)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Flauwerd

m. (-s),

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

flauwerd

m. -s.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

flauwerd

m. (-s), flauw, laf of kinderachtig persoon, flauwerik.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Flauwerd

FLAUWERD, m. (-s), FLAUWERIK, m. (-en), flauw, laf mensch.

2024-04-27
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)