Wat is de betekenis van flard?

flard - Zelfstandignaamwoord 1. een fragment vol gaten en reten ♢ De mist kondigde zich eerst aan als een enkele flard, maar al snel zat hij in het binnenste van een pingpongbal.

flard - zelfstandig naamwoord 1. rafelig stuk ♢ er hingen flarden mist in de polder 1. aan flarden [helemaal stuk] 2. een flard van het gesprek ...

Zie: wolkenflard

flenter.

s., flarde, bingel, bongel; aan -en, oan flarde.

v. (-en), afgescheurde lap, rafelige strook: aan flarden scheuren; het zeil werd aan flarden geschoten; de flarden hangen er bij; — (gew.) een flarde, een slordige vrouw, slons.

m. -en (afgescheurde lap; flenter): inz. in het mv.: iets aan flarden scheuren.

v. (-en) meestal in het mv. [klnb.] afgescheurde lap, loshangende lomp: aan -en scheuren, rijten, rukken, schieten, trekken.

v./m. (-en), afgescheurde lap, rafelige strook: aan flarden scheuren; het zeil werd aan flarden geschoten; de flarden hangen erbij; (fig.) onsamenhangend gedeelte: flarden muziek, — van een gesprek.