flarden, aan - rijden
(zichzelf of (een) tegenstanders)) volledig uitputten, het snot voor ogen fietsen, syn. aan gort rijden. • Eddy Merckx begon de Tour van 1975 goed en reed het peloton aan flarden op de Côte d’Alsemberg, een van de gevreesde met kasseien geplaveide klimmen uit de klassieker Parijs-Brussel, en over de kasseien van Roubaix. (RENDH)