Wat is de betekenis van fezelen?

2024-04-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

fezelen

Het begrip fezelen heeft 2 verschillende betekenissen: 1) fluisteren. zachtjes praten; fluisterend spreken; fluisterend kletsen. 2) roddelen. op bedekte wijze vertellen of rondvertellen; roddelen.

2024-04-29
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

fezelen

zachtjes praten, fluisteren (informeel) Ze leerden je woorden te haten. Het woord ‘fezelen’ bijvoorbeeld. Zij mochten mekkeren zoveel als ze wilden, maar dat heette ‘praten’. Kinderen hadden per definitie niets te zeggen. Die ‘fezelden’. (Kristien Hemmerechts, Donderdagmiddag halfvier) Belg...

2024-04-29
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

fezelen

(fezelde, gefezeld) fluisteren, smoezen. Er staan misschien geen platanen, maar place de la Loriette heeft alles van een plein in Napels. De mensen fezelen. Wie er gaat zitten, krijgt gezelschap en zonodig hulp van anderen. - DM, 04-09-2002. zie kap.

2024-04-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Fezelen

fluisteren; smoezen

2024-04-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

fezelen

Fluisterend praten of zeggen, fluisteren; smoezen. De dames fezelen en maken hun indrukken in confidentie deelachtig, terwijl de heren luidruchtig doen, TEIRLINCK 1952, 1, 48. Op een teken van den aanvoerder... lopen (ze) van hier naar ginder, vezelen malkander gewichtige geheimen in ’t oor, STREUVELS 1962, 160. De deftigaards, die onze zon...

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Fezelen

(fezelde, heeft gefezeld), feziken.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

fezelen

fezelde, h. gefezeld (Z.-N. feziken); ook, vezelen.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

fezelen

('fe:zələn) (fezelde, heeft gefezeld) [wsch. klnb.] fluisteren.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

fezelen

(fezelde, heeft gefezeld), (gew.) 1. feziken, fluisteren; 2. rafelen.