fep
(18e eeuw) (Barg.) dronkenschap. 'Aan de fep zijn': aan de drank zijn; zuipen. Ook wel: feppen*. Een klanknabootsend woord dat al in het begin van de 18de eeuw werd opgetekend (het WNT citeert o.a. J. van Effen: De Hollandsche Spectator, 12 delen, 1731 - 1735). In de 19de eeuw was fep vooral populair in de studententaal, in de zin van `dronkensc...