Wat is de betekenis van feestweek?

2024-04-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

feestweek

week waarin men feest viert. week waarvan de dagen aan festiviteiten worden besteed; week waarin men feest viert. Voorbeelden: De inwoners van het dorp worden verzocht gedurende de feestweek de straten te versieren en zo mogelijk de tuinen te verlichten. Meppeler Courant, 1995 Op woensdagavond wordt de feestweek weer traditio...

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

feestweek

(1990) (sch.) menstruatie. Kijk ook onder: feest* hebben. • (Robert-Henk Zuidinga: Eroticon. Het ABC van de erotiek. 1990) p. 64)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Feestweek

v. (...weken), week in welke een feest plaats heeft.

Gerelateerde zoekopdrachten