Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

feestweek

betekenis & definitie

week waarin men feest viert.

week waarvan de dagen aan festiviteiten worden besteed; week waarin men feest viert.

Voorbeelden:
De inwoners van het dorp worden verzocht gedurende de feestweek de straten te versieren en zo mogelijk de tuinen te verlichten.
Meppeler Courant, 1995

Op woensdagavond wordt de feestweek weer traditioneel afgesloten met een zeskamp tussen buurten en straten.
Meppeler Courant, 1994

De laatste decennia heeft het Koningin Maria Hendrikaplein een befaamde reputatie weten op te bouwen inzake het marktgebeuren tijdens de Gentse Feesten. Sinds 1920 worden hier wijkfeesten georganiseerd die langzaam zullen evolueren tot een topper op de donderdag van de feestweek.
http://www.gentsefeesten.be/geschiedenis/aindex.htm, 1993

< >