fauteuil
fauteuil - Zelfstandignaamwoord 1. luxe uitvoering van een stoel met een groot|groter zitvlak en leuningen Synoniemen zetel, leunstoel
Wiktionary (2019)
fauteuil - Zelfstandignaamwoord 1. luxe uitvoering van een stoel met een groot|groter zitvlak en leuningen Synoniemen zetel, leunstoel
Marc De Coster (2017)
Fauteuil - 'in een fauteuil naar de finish rijden': gemakkelijk op de zege afrijden, geen grote inspanningen moeten leveren. Uit Fr. arriver dans un fauteuil. De uitdrukking werd oorspronkelijk gebruikt in de paardensport. Syn.: met de vingers in de neusgaten winnen. Deze keer kwam ik door Godefroot in een fauteuil te zitten, waardoor ik profiteerd...
Muiswerk Educatief (2017)
fauteuil - zelfstandig naamwoord uitspraak: fo-tuij 1. luie stoel ♢ opa zit heerlijk in zijn nieuwe fauteuil Zelfstandig naamwoord: fo-tuij de fauteuil de fauteuils ...
Jan Durdik en anderen (1970)
(Fr., afgeleid van Lat. faldistorium), armstoel. Vanaf eind 17de eeuw is de rug in de regel gestoffeerd; daarvoor was de rug meestal met leer of riet bespannen, voor zover niet van hout. Na 1700 wordt de rug voortdurend lager, tot hij in het rococo min of meer ceremoniële zetels buiten beschouwing gelaten tot schouderhoogte reikt. In de I8de e...
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
arm-, leuningstoel; voorzitterszetel; zetel v. e. lid v. d. Académie français; fauteuil d'orchestre, stallesplaats; dans un fauteuil, op zijn dooie gemak, op zijn slofjes.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: